Nieuwe maatregel rekening-courantschulden

Ongewenst buitensporige schulden bij eigen BV

Het kabinet vindt buitensporige schulden bij de eigen BV niet wenselijk. Het kan van belastinguitstel naar belastingafstel leiden. Tijdens Prinsjesdag 2018 zijn nieuwe regels aangekondigd omtrent de schuld die een directeur-grootaandeelhouder bij zijn BV heeft.

Door oplettendheid van de Belastingdienst kan dit momenteel al aangepakt worden, maar doordat de lening in iedere situatie anders kan zijn is dit vaak lastig. In het ene geval is het lenen van een groot bedrag nog zakelijk, terwijl in een andere situatie het lenen van een kleiner bedrag fiscaal al tot directe belastingheffing kan leiden omdat het een uitdeling betreft.

Wat zijn de plannen?

Het kabinet heeft een wetsvoorstel per 1 januari 2022 aangekondigd waarin staat dat de directeur-grootaandeelhouder een schuld van maximaal € 500.000 bij zijn BV mag hebben. Indien dit hoger is zal het verschil als een dividenduitkering worden gezien en is er een box 2-heffing verschuldigd. Over de precieze voorwaarden wordt meer duidelijk als de plannen concreet worden. Wel heeft het kabinet al laten weten dat bestaande leningen die gebruikt zijn voor eigen woning niet zullen meetellen bij de beoordeling van de hoogte van de rekening-courantschuld. Leg goed vast welk deel van de schuld bij de BV voor uw eigen woning is.

Box 2 tarief

 

Voordeel?

In het Belastingplan 2019 is aangekondigd dat vanaf 2020 het box-2 tarief zal gaan stijgen, volgens de plannen naar 26,9% in 2022.

Daarom is het aan te raden om, ondanks dat deze nieuwe regels waarschijnlijk pas in gaan per 1 januari 2022, vast te kijken naar situaties waar de rekening-courantschuld hoger is dan €500.000.

Het kan voordelig zijn om uw rekening-courant af te bouwen door dividend uit te keren in 2019 omdat tot einde 2019 dividenduitkeringen belast zijn tegen 25%.

Belangrijk!

Met deze plannen wordt al wel duidelijk dat directeur-grootaandeelhouders met hogere schulden een mogelijk probleem hebben. Hiervoor is het aan te raden contact op te nemen met uw adviseur om zo mogelijk vast actie te ondernemen en hierop in 2019 te anticiperen.

Uitstel Wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties)

Onlangs is bekendgemaakt dat de zogenaamde ‘nieuwe ZZP-wet’ een jaar is uitgesteld naar januari 2021.

Hieronder een update.

Via de webmodule, waarvoor het streven is dat deze eind 2019 gereed is, wordt een opdrachtgeversverklaring verkregen. Een opdrachtgeversverklaring wordt afgegeven als er geen sprake is van dienstbetrekking.

In een toelichting van het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst zal worden verduidelijkt wanneer er sprake is van een gezagsverhouding.

Opvolger Wet DBA

Het kabinet is voornemens om bij overeenkomst van opdracht aan zzp-ers in geval van langere duur of voor werkzaamheden behorend bij bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgeven, voortaan (tegen laag tarief) een arbeidsovereenkomst voor te stellen.
Echter zal bij hoog tarief, korte duur of werkzaamheden niet passend bij de bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgever de mogelijkheid worden geboden tot een automatische inschrijving voor de loonheffingen. Daarom ziet het er naar uit dat de nieuwe wetgeving pas per 1 januari 2021 in werking zal zijn.

Het controlebeleid wat nu van kracht is blijft van toepassing tot de webmodule gereed is.
Daarna volgt de informatie over de manier van controleren op het naleven van de geldende wettelijke regels. Deze houden in dat de Belastingdienst in zal grijpen in geval van overduidelijke schijnzelfstandigheid waarbij sprake is van opzet. Het advies is om indien mogelijk met een door de Belastingdienst gepubliceerde modelovereenkomst te werken.

Voorkomen liquiditeitsproblemen door erfbelasting

Erfbelasting

Bij de belasting die wordt geheven over een erfenis wordt geen onderscheidt gemaakt tussen liquide middelen of onroerende zaken. Dit kan er voor zorgen dat, als veel van het vermogen bestaat uit onroerende zaken, de erfbelasting voor een liquiditeitsprobleem kan zorgen.

In dit artikel gebruiken we het voorbeeld van een stel dat getrouwd is in gemeenschap van goederen met samen twee kinderen. Het vermogen dat ze hebben opgebouwd is € 1.2 miljoen wat voornamelijk in hun woonhuis en bedrijfspand zit.

Overlijden zonder testament

Bij het overlijden van één van de ouders laat deze € 600.000 na. Deze nalatenschap wordt, bij het ontbreken van een testament, wettelijk evenredig verdeeld over de erfgenamen. In dit voorbeeld zijn er drie erfgenamen, de partner en de twee kinderen, die allen € 200.000 ontvangen. Door het ontbreken van een testament bepaald de wet ook dat de erfenis wordt toebedeeld aan de langstlevende partner. Het erfdeel van de kinderen wordt omgezet in een vordering op de langstlevende partner welke opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende partner.

Voor het betalen van de erfbelasting betekent dit het volgende. Voor de langstlevende partner geld een fiscaal vrijgesteld bedrag van € 643.194 waar de erfenis van € 200.000 ruim binnenvalt. Het fiscaal vrijgestelde bedrag voor kinderen bedraagt € 20.371. Dit resulteert in een belastbaar bedrag van € 179.629 waar elk kind vervolgens € 23.600 erfbelasting over verschuldigd. Aangezien de nalatenschap in zijn geheel is toegedeeld aan de langstlevende partner zal deze ook de schulden aan de belastingdienst van twee keer € 23.600 moeten betalen.

Tweetraps testament

Een testament met tweetrapsmaking kan fiscaal uitkomst bieden. Dit houdt in dat de erfenis van de overleden ouder in zijn geheel wordt nagelaten aan de langstlevende partner. Wel wordt in het testament opgenomen dat het overgebleven deel van de erfenis van de overleden ouder na het overlijden van de langstlevende wordt toebedeeld aan de kinderen. Bij het overlijden van de langstlevende partner ontvangen de kinderen dus het gedeelte van de erfenis van de korstlevende partner en die van de langstlevende partner.

In het hiervoor beschreven voorbeeld houdt het overlijden van de eerste partner in dat de gehele erfenis, ten hoogte van € 600.000, toe komt aan de langstlevende partner. Dankzij de partnervrijstelling van € 643.194 hoeft over dit bedrag geen erfbelasting betaald te worden. Door deze oplossing ontstaat er dus niet direct een liquiditeitsprobleem door erfbelasting bij een erfenis wat voornamelijk bestaat uit onroerende zaken.

Pas bij het overlijden van de langstlevende partner erven de kinderen ieder hun deel van de erfenis. Aangezien het hierbij gaat om het erven van beide ouders kan er tweemaal gebruik gemaakt worden van het vrijgestelde bedrag.

Slim omgaan met uw spaargeld

Als uw box 3-vermogen aanzienlijk is en voor een groot gedeelte uit spaargeld bestaat dan kunt u vóór de jaarwisseling nog actie ondernemen wat fiscaal voordelig kan zijn.

Belasting in box 3

De belasting die door de fiscus geheven wordt over het vermogen in box-3 is gebaseerd op het fictieve rendement dat ontvangen wordt. Door de fiscus wordt uitgegaan van een rendement tussen de 2 en 5,3 procent. Over het fictieve rendement wordt 30 procent belasting geheven. De vrijstelling voor het vermogen in box-3 is 30.000 euro, over het meerder wordt dus belasting geheven. Als u een fiscale partner heeft, heeft u beide recht op de vrijstelling van 30.000 euro.

De actie om deze belastingheffing te voorkomen moet gebeuren voor 1 januari 2019, dit is de peildatum voor het bepalen welk fictieve rendement u over uw kapitaal zou ontvangen.

1. Spaargeld naar uw BV

U kunt een kapitaalstorting doen voor het kapitaal dat boven de vrijstelling uitkomt in uw BV. De belasting over kapitaal in BV’s wordt enkel geheven over de rente die wordt uitgekeerd. U kunt uw geld op het moment dat u het weer nodig heeft onbelast uit uw BV terughalen.

Het uitlenen van uw spaargeld aan de BV is ook mogelijk maar dit is belastingtechnisch minder voordelig aangezien de rente van de lening belast wordt in box-1.

2. Schenken

Als u graag een schenking zou doen aan kinderen of kleinkinderen is het gunstig om dit voor het nieuwe jaar nog te doen. Hierdoor verlaagd het kapitaal in box-3 nog voor het eind van het jaar. Voor het schenken aan kinderen, maar ook aan andere personen, gelden fiscale vrijstellingen. Let bij het schenken van uw spaargeld wel op het kapitaal dat de ontvanger in box-3 heeft.

3. Aflossen van schulden

Schulden lager dan 3.000 euro gelden niet mee bij de berekening voor het box-3 vermogen. Het aflossen van deze schulden zorgt er dus wel voor dat het vermogen in box-3 afneemt.

4. Aflossen van uw hypotheek

De huidige lage hypotheekrente zorgt voor minder kosten maar ook fiscaal voor een lagere hypotheekrente aftrek. Het kan hierdoor een optie zijn om uw hypotheekschuld extra af te lossen. Hierbij moet u wel rekening houden met het feit dat dit geld niet eenvoudig weer op te nemen is. Het aflossen hiervan is enkel aan te raden als u dit geld voor langere tijd niet nodig heeft.

5. Kosten vooruit betalen

Als u zicht heeft op grote uitgaven aan het begin van het nieuwe jaar is het aantrekkelijk om deze 2018 al te betalen. Denk bijvoorbeeld aan het verbouwen van uw huis, het aankopen van een nieuwe auto of vooruitbetalen van hypotheekrente. Houdt in hierbij wel de financiële gezondheid van de ontvangende partij in de gate bij vooruitbetalingen zodat u niet voor verassingen komt te staan bij een faillissement.

Eindejaarstips 2018

Aan het eind van het jaar is het van belang om uw onderneming goed voor te bereiden op het nieuwe jaar. In het belastingplan 2019 kon u al vinden wat er voor u gaat veranderen komend jaar. Door middel van de eindejaarstips kunt u in 2018 nog de juiste keuzes maken voordat het nieuwe jaar begint.

De eindejaarstips worden onderverdeeld in tips voor de:

Voor iedere ondernemer en belastingplichtige de moeite waard om door te lezen!

Klik hier voor de eindejaarstips 2018 van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA)

Optimaal gebruik van vrijstellingen door opstellen testament

Bij het overlijden van een aandeelhouder kan de nalatenschap op verschillende manieren verdeeld worden over de erfgenamen. De verdeling hiervan kan grote gevolgen hebben op het belastingbedrag dat betaald moet worden door de erfgenamen. De wetgever heeft echter een aantal vrijstellingen opgenomen voor bedrijfsopvolging wat een uitkomst kan zijn maar deze vrijstellingen worden niet automatisch optimaal gebruikt.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Een van de belangrijkste regelingen die gebruikt kan worden door de erfgenamen, is de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Dit houdt in dat de erfgenamen, voor de verkregen aandelen, een 100% belastingvrijstelling hebben tot een bedrag van €1.071.987. Op alles wat geërfd wordt boven dit bedrag is een vrijstelling van 83% van toepassing.

Op het moment dat er geen testament is opgesteld door de overleden aandeelhouder wordt de erfenis gelijk verdeeld over de langstlevende partner en de kinderen van de overleden aandeelhouder. De langstlevende partner verkrijgt in dit geval de gehele erfenis en de kinderen verkrijgen een vordering voor hun deel van de erfenis op de langstlevende partner. Deze vordering is pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende partner. Een testament kan in ervoor zorgen dat de bedrijfsopvolgingsregeling efficiënter gebruikt kan worden.

Als bijvoorbeeld een vader komt te overlijden en hierbij zijn aandelenpakket (t.w.v. €1.200.000) en woning (met WOZ-waarde van €300.000) na laat aan zijn vrouw en zoon zijn er twee mogelijkheden. Allereerst het scenario waarbij geen testament is opgesteld.

Verdeling zonder testament

De moeder en zoon erven beide de helft van de nalatenschap wat neerkomt op €750.000 per persoon. Aangezien de moeder de aandelen daadwerkelijk verkrijgt, en de zoon enkel een vordering, kan de moeder in dit geval gebruik maken van de BOR met een 100% vrijstelling tot €1.071.987. Ook heeft de moeder recht op een partnervrijstelling van €640.000. Door de partner vrijstelling gaat een groot gedeelte van de BOR verloren. Op de vordering van de zoon is wel erf belasting van toepassing wat neerkomt op een bedrag van ongeveer €135.000.

Verdeling met testament

Bij het opstellen van een testament kan hierop ingespeeld worden en daarmee het te betalen belastingbedrag zo laag mogelijk worden gehouden. Door bijvoorbeeld een flexibel testament op te stellen, wordt de standaard, gelijke, verdeling gepasseerd. Bij het overlijden van de aandeelhouder kan in dit geval gekozen worden voor een optimale verdeling. Met een legaat in het testament kan vervolgens een bepaling opgenomen worden welk deel van de nalatenschap precies naar welke erfgenaam gaat.

Als de zoon in dit voorbeeld het bedrijf gaat opvolgen kan de aandeelhouder dit opnemen in zijn testament en de aandelen aan hem legateren. Door deze keuze kan de BOR volledig benut worden omdat op de verkregen aandelen ter waarde van €1.200.000 tot een bedrag van €1.071.987 een 100% vrijstelling toegepast kan worden. Over het resterende verkregen bedrag vanuit de erfenis moet nog wel belasting betaald worden. De moeder, die 50% van de waarde van het huis erft, ter waarde van €150.000 kan haar partnervrijstelling toepassen. Hierdoor wordt het te betalen belastingbedrag voor de zoon verminderd met ruim €100.000.

Afvullegaat

Echter wordt in het voorbeeld nu niet optimaal gebruik gemaakt van de partnervrijstelling van de moeder. Een ‘afvullegaat’ in het testament kan ervoor zorgen dat dit wel optimaal gebeurd. Door dit afvullegaat kan de langstlevende partner, de moeder in dit voorbeeld, haar erfdeel ‘op papier’ aanvullen tot er optimaal gebruik wordt gemaakt van de partnervrijstelling. Dit zou in het voorbeeld betekenen dat er uiteindelijk helemaal geen belasting betaald hoeft te worden door het optimaal gebruik te maken van de beschikbare vrijstellingen.

Dividendbelasting wordt niet afgeschaft, 30%-regeling wordt nog niet versoberd.

Dividendbelasting wordt niet afgeschaft

Op 15 oktober 2018 is er een eind gekomen aan de discussie omtrent de dividendbelasting. Er is in de tweede kamer definitief besloten om de dividendbelasting niet af te schaffen. Met het terugdraaien van dit besluit is er ruimte om, in dezelfde categorie als waar de dividendbelasting valt, belastingdruk te verminderen. Deze ruimte zal onder andere worden besteed aan de 30%-regeling voor buitenlandse kenniswerkers. Deze regeling zou met ingang van 2019 worden afgeschaft maar deze afschaffing zal in ieder geval met twee jaar worden uitgesteld.

30%- Regeling

Universiteiten, waar deze regeling veel gebruikt wordt, en andere sectoren waar veel buitenlandse kenniswerkers werkzaam zijn zullen hier veel van profiteren. De 30%-regeling is een maatregel om het fiscaal voordelig te maken om buitenlandse kenniswerkers aan te trekken. Hierbij is het mogelijk om 30% van het salaris belastingvrij uit te keren. Door het terugdraaien van de beslissing om de vennootschapsbelasting af te schaffen maakt de tweede kamer het voor buitenlandse kenniswerkers mogelijk zich voor te bereiden op de versobering van de 30%-regeling.

Versobering 30%-regeling

Veel partijen in de tweede kamer zijn voor het versoberen van de 30%-regeling, enkel de VVD had de versobering niet in haar verkiezingsprogramma opgenomen. Met name linkse partijen vinden de regeling oneerlijk tegen over Nederlandse werknemers, die gewoon over de eerste 30% van hun salaris belasting moeten betalen. Aangezien de afschaffing van de dividendbelasting moest bijdragen aan een positief vestigingsklimaat wil de VVD het vrijgevallen geld ook gebruiken om dit te stimuleren. Dit heeft ervoor gezorgd dat de coalitiepartijen hebben besloten de versobering van de 30%-regeling uit te stellen met twee jaar.

 

Wijzigingen omtrent de vereisten en publicatie van de jaarrekening

Iedere Besloten Vennootschap (BV) en Naamloze Vennootschap (NV) is verplicht jaarcijfers te publiceren bij de Kamer van Koophandel (KvK). In het Burgerlijk wetboek, boek 2 titel 9 staan de specificaties omtrent de jaarrekening en de te publiceren gegevens. De jaarrekening en de te publiceren gegevens zijn afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Hoe groter het bedrijf hoe meer informatie er verstrekt moet worden.

Categorieën

Voorheen waren er slechts drie verschillende categorieën waarin bedrijven geschaald werden. Dit is vanaf het boekjaar 2016 echter veranderd. Sindsdien zijn er vier categorieën:

  1. Micro
  2. Klein
  3. Middelgroot
  4. Groot

Met de komst van de nieuwe micro categorie veranderen ook de grenzen van de overige drie categorieën. Om te voldoen aan een categorie moet net als voorheen minimaal twee jaar achtereenvolgend aan minimaal twee van de drie criteria.

Micro-entiteit

Als een onderneming zich classificeert als een micro-entiteit is het balanstotaal lager dan €350.000,- de netto-omzet minder dan €700.000,- en zijn er gemiddeld minder dan 10 werknemers. Bij micro-entiteiten zijn bijzonder weinig eisen aan de jaarrekening en de te publiceren jaarcijfers. Er hoeven geen toelichtingen gegeven te worden en de jaarrekening is slechts een balans en beknopte winst- en verliesrekening.

Veranderingen groottevereisten

Voordat een onderneming tegenwoordig als groot wordt geclassificeerd moet het balanstotaal hoger dan €20.000.000,- zijn, de netto-omzet hoger dan €40.000.000 zijn en het werknemers aantal hoger dan 250 zijn. Om geclassificeerd te worden als middelgrote-onderneming moet het balanstotaal hoger dan €6.000.000,- zijn, de netto-omzet hoger dan €12.000.000,- zijn en het werknemers aantal tussen de 50 en 250 zitten.

Elke onderneming die tussen de micro-entiteit en de middelgrote onderneming zit wordt geclassificeerd als kleine onderneming. Door de verhoging van de criteria van (middel)-grote ondernemingen vallen meer bedrijven in de categorie: kleine-onderneming. Het grootste voordeel voor bedrijven die mogelijk voorheen middelgroot waren en nu klein is dat er minder verplichtingen aan verbonden zijn. Zo hoeft een kleine onderneming geen verplichte accountantscontrole te laten uitvoeren en hoeft er ook geen geconsolideerde opgesteld te worden. Ook het aantal informatie dat door een kleine onderneming gepubliceerd moet worden bij de KvK is een stuk minder.

 

Dividend uitkeren in 2018 of niet?

Verlaging vennootschapsbelasting, verhoging box 2 belasting

Vanaf 2019 gaat de vennootschapsbelasting omlaag. De directeur-grootaandeelhouder betaald in box 2 echter meer belasting, ook over al gerealiseerde winst. Is het hierdoor verstandig nu dividend uit te keren of toch niet?

In het regeerakkoord zijn een aantal fiscale maatregelen getroffen, waaronder het stapsgewijs verlagen van het tarief van de vennootschapsbelasting. De belasting in box 2 gaat echter stapsgewijs omhoog. Op het moment dat u als DGA dividend uitkeert of aandelen verkoopt die tot uw aanmerkelijk belang behoren als kost dit meer belasting. Zou u dan nu dit tarief nog laag is snel dividend moeten uitkeren?

Allereerst kent de vennootschapsbelasting tot €200.000,- een belastingtarief van 20%, alles boven de €200.000,- wordt belast met een tarief van 25%. Deze tarieven lopen vanaf 2019 tot 2021 stapsgewijs terug. In het eerste jaar met 1%-punt en het tweede en derde jaar 1,5%-punt. De tarieven vennootschapsbelasting komen daarmee in 2021 uit tot 16% voor de winst tot €200.000,- en 21% voor het meerdere.

Deze maatregelen maken het voeren van een BV aantrekkelijker dan ondernemer zijn in de inkomstenbelasting. Dit wordt tegengegaan door het belastingtarief in box 2, wat momenteel op 25% staat, stapsgewijs te verhogen, in 2020 naar 27,3% en in 2021 naar 28,5%.

Deze maatregel is ook van toepassing op al behaalde winsten, hiervoor is geen overgangsregeling. Deze verhoging van de belasting in box 2 is niet mis, over €100.000,- dividend wordt momenteel €25.000,- belasting betaald en in de nieuwe situatie €28.500,-. Dit houdt in dat u €3.500,-, oftewel 14%, meer belasting moet afdragen. Dit kan voorkomen worden door nu te besluiten zoveel mogelijk winst uit te keren als dividend.

Door dividend uit te keren voor 2020 bespaart u belasting in box 2. Vervolgens is het echter van invloed wat u met het uitgekeerde dividend gaat doen. Bij het besluit het consumptief te besteden voor grote uitgaven, zoals een vakantie, bent u altijd voordeliger uit. Op het moment dat u daar niet voor kiest zijn de effecten verschillend. Dividend opnemen zonder het besteden zorgt voor extra vermogen in box 3.

Afhankelijk van de grootte van uw vermogen, moet u ook hierover in box 3 belasting betalen. Deze belasting vergelijken we met de belasting die u zou moeten betalen als u er niet voor kiest het via dividend uit uw onderneming te halen. Deze te betalen belasting is afhankelijk van het behaalde rendement en bedraagt vanaf het jaar 2021 39,94% (tot € 200.000,-) dan wel 43,515% (> € 200.000,-) van het rendement.

Als u weinig rendement verwacht door weinig risico te nemen en als u momenteel al over veel vermogen beschikt is het voordeliger om te beleggen of sparen via de BV. Het is dan niet aan te raden dividend uit te keren om slechts belasting in box 2 te besparen. Op het moment dat uw rendement toeneemt of als u over minder privévermogen beschikt veranderd dit. Als u niet direct uw rendement consumptief gaat gebruiken moet u bereken of de belastingbesparing in box 2 opweegt tegen de te betalen belasting in box 3.

Bepalen van het loon van de directeur-grootaandeelhouder

Welke factoren bepalen de hoogte van het gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder?

De hoogte van het gebruikelijk loon voor de DGA.

Bij het bepalen van het loon voor de directeur-grootaandeelhouder zijn een aantal richtlijnen waar u zich aan moet houden. Het loon dat door de DGA ontvangen wordt vanuit de BV moet zijn:

  • Het loon dat een werknemer ontvangt bij een meest vergelijkbare dienstbetrekking. De werkzaamheden hoeven niet precies hetzelfde te zijn. Het loon van een tandarts in loondienst kan worden gebruikt als vergelijking voor het loon van een orthodontist.
  • Het gebruikelijk loon mag u niet lager vaststellen. Als u dit wel doet moet u aannemelijk maken dat het loon, dat verkregen wordt in de meest vergelijkbare dienstbetrekking, lager is.
  • U mag het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking met 25% doelmatigheidsmarge verlagen. Hier zit een ondergrens van €45.000,- aan verbonden.

Is het mogelijk om het loon lager dan €45.000,- te bepalen?

Op het moment dat u aannemelijk kunt maken dat in de meest vergelijkbare dienstbetrekking het loon lager is dan €45.000,-, is het mogelijk om uw loon het op dit lagere bedrag vast te stellen. In dit geval geldt er geen doelmatigheidsmarge van 25%. Bij het aannemelijk maken dat het loon bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan €45.000,- heeft u bewijs nodig. Hiervoor kunt in overleg met de belastingdienst.

Op het moment dat uw onderneming verlies maakt kunt u de belastingdienst verzoeken het gebruikelijk loon lager vast te stellen. Echter, op het moment dat u uw loon aanvult met opnamen in rekening-courant vorm, worden deze opnamen door de belastingdienst toegevoegd aan het gebruikelijk loon.

Afroommethode

Het standpunt dat de belastingdienst inneemt is dat de holding-BV de ontvangen managementvergoeding(en), die de werk-BV’s aan de holding-BV betaald, moet doorbetalen aan de DGA. Dit standpunt wordt ingenomen omdat wordt aangenomen dat managementvergoedingen in zijn geheel vergoedingen zijn voor arbeid van de DGA.

Dit zorgt er voor dat de belastingdienst in sommige gevallen de ‘afroommethode’ mag toepassen. Bij de ‘afroommethode’ wordt het gebruikelijk loon vastgesteld op 75% van de omzet van de BV, als de omzet in totaal te danken is aan de arbeid van de DGA. De rechter is het hier echter steeds vaker niet mee eens en kan de belastingdienst hierin tegenhouden.

Samengevat

Bij de managementvergoeding tussen de holding- en werk-BV is het van belang een bepaling op te nemen waaruit blijkt dat de managementvergoeding die betaald wordt niet alleen betrekking heeft op de vergoeding voor arbeid van de DGA. Het is mogelijk nog beter om twee losse overeenkomsten te sluiten. In de ene staan afspraken over de vergoeding voor de arbeid verricht door de DGA en in de ander staan afspraken voor vergoedingen voor overige diensten die de holding-BV verricht zoals doorbelasting van kosten.